Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid |extra voorwaarde vanaf 1 april 2024

Vanaf 1 april 2024 geldt er een bijkomende voorwaarde om te genieten van de vrijstellingsregeling van doorstorting bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid: de ploegen- en nachtpremie moet vastgelegd worden in een collectieve arbeidsovereenkomst (‘cao’), het arbeidsreglement of de individuele arbeidsovereenkomst.

Kort vooraf - pro memorie

Sedert 1 juli 2004 kan de werkgever bij ploegen-en nachtarbeid, indien aan alle voorwaarden voldaan is, genieten van een vrijstelling om een deel van de door hem ingehouden bedrijfsvoorheffing op het loon van de werknemers door te storten aan de fiscus.

Het percentage van de vrijstelling van doorstorting bedraagt momenteel 22,80% voor prestaties geleverd in het kader van ploegen- of nachtarbeid of 25% voor ondernemingen die werken in een volcontinue arbeidssysteem.

Onder ploegenpremie wordt een premie verstaan die wordt toegekend naar aanleiding van de uitoefening van ploegenarbeid en die de bezoldiging die aan de werknemer wordt toegekend voor een in ploegenarbeid gepresteerd uur met ten minste 2 % doet toenemen.

Een nachtpremie wordt toegekend naar aanleiding van de nachtarbeid. De premie dient de bezoldiging voor een in nachtarbeid gepresteerd uur met ten minste 12 % te doen toenemen.

Om van de vrijstellingsregeling van doorstorting bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid gebruik te maken, volstaat het om de werknemers die in de nachtploeg werken een premie toe te kennen voor de prestaties geleverd in ploegenarbeid van minimum 2% (er hoeft geen bijkomende of aparte premie van 12% toegekend te worden voor de nachtarbeid). Indien er enkel gebruik wordt gemaakt van de vrijstellingsregeling voor nachtarbeid, geldt evenwel het minimum van 12% premie per uur gepresteerde nachtarbeid.

We brengen hierbij nogmaals in herinnering dat de voorwaarden om beschouwd te worden als onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht door de fiscus zeer streng beoordeeld worden. Naar aanleiding van een zaak betreffende een bedrijf dat bijstand verleent bij autopech en een zaak betreffende een bedrijf dat autobussen en autocars ter beschikking stelt, waarbij de fiscus van oordeel was dat die bedrijven niet voldoen aan de definitie van ploegenarbeid, besliste het Hof van Cassatie een aantal vragen voor te leggen aan het Grondwettelijk Hof. Het Grondwettelijk Hof heeft vervolgens geoordeeld dat het niet ongrondwettig is dat de gedeeltelijke vrijstelling van de doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid enkel geldt wanneer de ploegen zowel qua inhoud als qua omvang hetzelfde werk doen. Meer specifiek werd geoordeeld dat het niet onredelijk is dat de ondernemingen waarin het werk van de ploegen qua omvang en qua inhoud hetzelfde is, in aanmerking komen voor de vrijstelling, terwijl dat niet het geval is voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen niet hetzelfde, maar vergelijkbaar is. Hiermee heeft het Grondwettelijk Hof het strenge standpunt van de fiscus bevestigd, en zorgt het tegelijkertijd voor heel wat rechtsonzekerheid voor heel wat ondernemingen. Om deze rechtsonzekerheid weg te werken, zou er in het kernkabinet op 20 maart 2024 een akkoord zijn bereikt over een alternatieve overgangsregeling, specifiek voor ondernemingen die werken met asymmetrische ploegen. Zodra deze regeling officieel wordt gepubliceerd, zal Paycover hierover verder berichten.

Voor meer informatie, raadpleeg onze nieuwsbrief van 13 april 2022 .

Bijkomende voorwaarde vanaf 1 april 2024

De bijkomende voorwaarde om de ploegen- en nachtpremie te voorzien in een sociaalrechtelijk document is van toepassing op premies die worden betaald of toegekend vanaf 1 april 2024, dus ook indien de premies reeds eerder werden toegekend of toegepast.

Er zijn 3 mogelijkheden voorzien om deze voorwaarde te realiseren:

In een op de onderneming van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst

De wet specifieert niet of dit een sector - of ondernemings-cao moet zijn. Eén van beide volstaat.

Dit betekent dat als een sector cao reeds voorziet in de toekenning van deze premies, en deze voldoen aan de minimumvereisten, dan hoeft de werkgever geen bijkomende actie te ondernemen om verder te genieten van de vrijstellingsregeling.

Als een dergelijke sector cao niet voorhanden is, dan kan de werkgever ervoor kiezen om een cao op ondernemingsvlak af te sluiten. Houd hierbij wel rekening dat een ondernemings-cao moet worden onderhandeld met minstens één van de representatieve werknemersorganisaties.

In het arbeidsreglement van de onderneming

De werkgever kan er ook voor opteren om de toekenning van de ploegen- en nachtpremie op te nemen in het arbeidsreglement.

De (uitgebreide) procedure van wijziging van het arbeidsreglement zal hier moeten gevolgd worden.

In de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer

Tenslotte is het ook mogelijk om de toekenning van de ploegen- en nachtpremie op te nemen in de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer. Voor de bestaande werknemers kan dit middels een bijlage bij de bestaande overeenkomst, voor nieuwe werknemers kan de werkgever dit standaard voorzien in de arbeidsovereenkomst.

Het toevoegen aan de arbeidsovereenkomst veronderstelt (vereist) de toestemming van de werknemer.

Hoewel de mogelijkheid voorzien wordt om deze premies individueel te voorzien in de arbeidsovereenkomst, is het niet de bedoeling om sommige werknemers die ploegenarbeid verrichten een premie toe te kennen en andere werknemers die eveneens ploegenarbeid verrichten géén premie toe te kennen. Om dit vermijden werd er voorzien dat een onderneming slechts als onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht wordt beschouwd als alle werknemers van die onderneming die ploegenarbeid verrichten de ploegenpremie ontvangen.

Aldus dienen alle werknemers die in ploegen werken een premie te ontvangen om beschouwd te worden als onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht, deze premie hoeft evenwel niet voor alle ploegen gelijk te zijn maar moet wel ten minste het minimum bereiken om toepassing te kunnen maken van de vrijstellingsregeling.

Deze bijkomende voorwaarde geldt niet om van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting voor ploegenarbeid op werven (werken in onroerende staat) gebruik te maken.

bruno velghe