Het mobiliteitsbudget

Het mobiliteitsbudget laat de werknemers toe te kiezen voor een combinatie van vervoermiddelen die hen het vlotst en op de meest milieuvriendelijke manier op het werk krijgen. De werkgever dient de mogelijkheid vrijwillig aan te bieden. Vanaf 2022 wordt in een aantal wijzigingen voorzien.[1]

Het mobiliteitsbudget bestaat uit drie pijlers. De werknemer kan vrij bepalen hoe hij die drie pijlers invult.

De voordelen uit de drie pijlers ondergaan een verschillende behandeling op het vlak van sociale zekerheid en fiscaliteit.

Voor wie? 

Basisprincipe van het mobiliteitsbudget is dat het een mogelijkheid is voor de werkgever om in de toekenning van een mobiliteitsbudget te voorzien. De werkgever is hier dus geenszins toe verplicht. Eénmaal de werkgever besloten heeft in de mogelijkheid te voorzien kan de werknemer voor zich beslissen of hij van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken.

Het mobiliteitsbudget kan enkel ingevoerd worden door werkgevers die al gedurende minstens 36 maanden bedrijfswagens ter beschikking stellen aan hun medewerkers. Vanaf 1 januari 2022 vervalt de voorwaarde dat de werknemer op het moment van de maanvraag reeds minstens 3 maanden over een bedrijfswagen beschikt, en in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag minstens gedurende 12 maanden over een bedrijfswagen moet beschikken.  

Een werknemer dient een aanvraag te richten aan de werkgever om de bedrijfswagen waarop hij volgens het bedrijfswagenbeleid van zijn werkgever aanspraak kan maken, om te ruilen voor een mobiliteitsbudget.

De werknemer moet het mobiliteitsbudget schriftelijk aanvragen. De werkgever is vrij om al dan niet op die aanvraag in te gaan.

De formele aanvraag van de werknemer en de positieve beslissing van de werkgever erop in te gaan, vormen een overeenkomst die als zodanig inhoudelijk deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen de beide partijen.

Hoeveel bedraagt het mobiliteitsbudget en hoe wordt het aangewend?

Het bedrag van het mobiliteitsbudget komt overeen met de jaarlijkse bruto kosten van de bedrijfswagen voor de werkgever, met inbegrip van de fiscale en parafiscale lasten en de daarmee gerelateerde kosten in het kader van het bedrijfswagenbeleid, zoals de financieringskosten, de brandstofkosten, de verschuldigde solidariteitsbijdrage. Wanneer de bedrijfswagen eigendom is van de werkgever, worden de financieringskosten vervangen door een jaarlijkse afschrijving van 20 pct. Vanaf 1 januari 2022 moet het mobiliteitsbudget minimum € 3.000 en maximum 1/5 van het totale bruto jaarloon bedragen, met een absoluut maximum van € 16.000.[2]

Met het mobiliteitsbudget mag de werknemer de terbeschikkingstelling financieren van een milieuvriendelijke bedrijfswagen. Het saldo van het mobiliteitsbudget, met andere woorden het deel van het mobiliteitsbudget dat niet werd gebruikt voor de financiering van een bedrijfswagen, wordt ter beschikking gesteld van de werknemer. Dit saldo wordt tijdens het kalenderjaar besteed aan de financiering van duurzame vervoermiddelen. Het deel dat de werknemer niet gebruikt zal hem een keer per jaar in geld worden uitbetaald, uiterlijk samen met het loon van de eerste maand van het daaropvolgende jaar.

De werkgever moet een mobiliteitsrekening creëren om het mobiliteitsbudget te beheren. Het mobiliteitsbudget is het virtueel bedrag dat de werknemer in zijn geheel ter beschikking krijgt.

Vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer het mobiliteitsbudget krijgt, vervalt elke verplichting die op de werkgever zou rusten om tussen te komen in de kosten verbonden aan de woon-werkverplaatsingen. En dit ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Meer nog, wanneer de werkgever toch zou tussenkomen in de kosten verbonden aan het gebruik van openbaar vervoer of carpooling, een bedrijfsfiets ter beschikking zou stellen of een fietsvergoeding zou toekennen, dan worden deze vergoedingen en voordelen beschouwd als loonvoordeel en onderworpen aan RSZ en bedrijfsvoorheffing. Er is evenwel een uitzondering voor zij die reeds een tussenkomst in de woon- werkverplaatsingen ontvingen voor openbaar vervoer of verplaatsingen per fiets.

Wat is het verschil tussen het mobiliteitsbudget en de mobiliteitsvergoeding ?

De mobiliteitsvergoeding (of cash-for-carregeling) is een vergoeding die de werknemer ontvangt wanneer hij zijn bedrijfswagen die hij ook voor privéverplaatsingen mag gebruiken, inlevert. De werknemer kan dus enkel kiezen tussen het behoud van de bedrijfswagen of het omruilen van de wagen in geld (cash for car). Ten gevolge van een uitspraak van het Grondwettelijk Hof werd de regeling opgeheven vanaf 1 januari 2021.

In de regeling van het mobiliteitsbudget kan de werknemer vrij het gebruik kiezen van een of meer pijlers die hij wenst. Een belangrijk verschil met de mobiliteitsvergoeding is dus dat er in de regeling van het mobiliteitsbudget nog steeds kan gekozen worden voor een bedrijfswagen, die weliswaar milieuvriendelijk moet zijn, en die kan worden aangevuld met bijkomende vervoersmogelijkheden.

[1] Wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, B.S. 29/03/2019; Koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, B.S. 29/03/2019; Wet van 25 december 2021 houdende de fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit, B.S. 3 december 2021

[2] Voor een mobiliteitsbudget toegekend voor 1 januari 2022 geldt het maximum maar vanaf 1 januari 2023.

An Wuytack