Over verkeersboetes

Het is mogelijk dat de werknemer met een bedrijfsvoertuig een boete oploopt bijvoorbeeld wegens het niet naleven van de verkeerswetgeving. De boete die wordt opgelegd aan de werknemer die een inbreuk heeft begaan die strafrechtelijk beteugeld wordt, is steeds persoonlijk. Het is dus in principe aan de werknemer om deze te betalen. De werknemer kan deze dus niet verhalen op zijn werkgever.

Verkeersboetes voortvloeiend uit de toestand van het rijdend materiaal en de conformiteit van de lading vallen onder de volledige verantwoordelijkheid van de werkgever.

Een aantal wetgevingen (bv. de verkeerswetgeving) stelt de werkgever burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de boete van zijn werknemer. Zowel werkgever als werknemer zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling. Indien de werkgever de boete heeft betaald (bv. om te voorkomen dat de boete verhoogd wordt met intresten en invorderingskosten), stelt zich de vraag of deze kan teruggevorderd worden van de werknemer. Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig, al is de meerderheid van mening dat de boete ten laste is van degene die de inbreuk heeft begaan.

Indien de werknemer aansprakelijk is voor de betaling van de verkeersboete, dan dient de werknemer dit in principe terug te betalen aan de werkgever. Het zonder meer gaan inhouden op het loon van de werknemer is niet toegelaten.  Dit kan enkel mits, bij voorkeur schriftelijke en uitdrukkelijke, toestemming van de werknemer, na het begaan van de feiten. U kan bij onze diensten hiervoor een modeldocument bekomen. 

Sociale zekerheidsbijdrage[1]

De werkgever is een solidariteitsbijdrage van 33 % verschuldigd op alle sommen die hij in plaats van zijn werknemer betaalt of aan zijn werknemer terugbetaalt, als betaling van een verkeersboete, een minnelijke schikking of een onmiddellijke inning met betrekking tot een verkeersboete, opgelopen door de werknemer tijdens de uitoefening van zijn arbeidsovereenkomst.

Onder de verkeersboete wordt verstaan : 

1° verkeersboetes voortvloeiend uit een zware verkeersovertreding (overtredingen van de derde en vierde graad) en verkeersboetes van minimaal 150 euro voortvloeiend uit een snelheidsovertreding;

Voorbeeld: door het rood licht rijden, het inhaalverbod negeren, straatraces houden, terugdraaien op een autosnelweg.

  2° verkeersboetes voortvloeiend uit een lichte verkeersovertreding (overtredingen van de eerste en tweede graad) en verkeersboetes van minder dan 150 euro voortvloeiend uit een snelheidsovertreding. Een bedrag van 150 euro op jaarbasis wordt in dit geval vrijgesteld van de solidariteitsbijdrage.

Voorbeeld: de gordel niet dragen, onrechtmatig op een bus- of pechstrook rijden, de richtingaanwijzers niet gebruiken wanneer dit verplicht is, als bestuurder bellen met de gsm in de hand, bepaalde gevallen van gevaarlijk en/of hinderlijk parkeren, rechts inhalen waar dit verboden is.

Op verkeersboetes voortvloeiend uit de toestand van het rijdend materiaal en de conformiteit van de lading is de solidariteitsbijdrage niet verschuldigd. Logisch daar zij onder de volledige verantwoordelijkheid van de werkgever vallen. Bij terugbetaling worden zij dan ook niet aanzien als een voordeel.

De bijdrage wordt door de werkgever betaald aan de RSZ. Ze wordt geïnd per werknemer. De werkgever moet tegenover de RSZ geen bijkomende formaliteiten vervullen. Op verzoek moeten de nodige stukken ter staving kunnen worden voorgelegd.

Voordeel alle aard[2]

De terugbetaling moet worden aangemerkt als een belastbaar voordeel van alle aard[3], zelfs wanneer de boete tijdens de uitoefening van de dienstbetrekking werd opgelopen. De terugbetaalde verkeersboetes (snelheidsovertredingen, boetes wegens fout parkeren, enz.) kunnen in geen geval aanzien worden als een terugbetaling van een kost eigen aan de werkgever.

In eerder uitzonderlijke gevallen zou dit anders kunnen zijn. “Terzake moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de verkeersovertreding of het strafrechtelijk misdrijf al dan niet kadert in de normale uitoefening van de betreffende dienstbetrekking, zoals die onder meer blijkt uit de geplogenheden van het beroep en meer in het bijzonder uit de richtlijnen die inzake die dienstbetrekking door de werkgever aan de werknemer worden verstrekt. Of dit al dan niet het geval is, moet worden uitgemaakt aan de hand van de feitelijke en juridische gegevens eigen aan elk geval.

Concreet wordt hier bijvoorbeeld gedacht aan hulpverleners die zich in de uitvoering van hun normale taak in dienst van een werkgever snel naar de plaats van een ongeval moeten begeven en daarbij een verkeersovertreding begaan. In voorkomend geval kan de terugbetaling van de betreffende verkeersboete of strafrechtelijke geldboete overeenkomstig de algemene bepalingen worden aangemerkt als een eigen kost van de werkgever in de zin van artikel 31, tweede lid, 1°, in fine, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).”

De terugbetaling door de werkgever van verkeers- (of andere) boetes die de werknemer buiten de uitvoering van de arbeidsovereenkomst heeft opgelopen, dus met inbegrip van de verkeersboetes opgelopen tijdens de woon-werkverplaatsingen, moeten steeds als een belastbaar voordeel van alle aard worden aangemerkt.

Overeenkomstig artikel 53, 6°, WIB 92, kunnen de verkeersboetes of andere strafrechtelijke geldboetes in de regel, noch bij de werkgever, noch bij de werknemer worden aangemerkt als aftrekbare beroepskosten.

Indien evenwel de ten laste neming van de boete aanleiding geeft tot een belastbaar voordeel van alle aard bij de werknemer, kan de werkgever het aldus toegekend voordeel als beroepskost in mindering brengen voor zover hij het verantwoordt door de overlegging van een individuele fiche.  


[1] Zie artikel 38,§3decies Wet 29 juni 1981

[2] Parlementaire vraag nr. 469 van de heer Jenne De Potter dd. 14.05.2009

[3] artikel 31, tweede lid, 2°, WIB 92

Eliott Duckers