Bedrijfswagens- Solidariteitsbijdrage 2018 (RSZ)

Als werkgever betaalt u socialezekerheidsbijdragen op het loon. Elk voordeel in geld of dat in geld waardeerbaar is, dat u aan uw werknemer(s) toekent als tegenprestatie van arbeid, verricht krachtens de arbeidsovereenkomst, is in principe loon.

Het voordeel dat een werknemer geniet als zijn werkgever hem een voertuig ter beschikking stelt, zowel voor de woon-werkverplaatsing als voor ander privégebruik, is evenwel uitgesloten uit het loonbegrip. Er zijn dus geen gewone socialezekerheidsbijdrages verschuldigd op het voordeel. Er is wel een solidariteitsbijdrage verschuldigd afhankelijk van het CO2-uitstootgehalte en het type van brandstof van het voertuig. De bedragen voor 2018 zijn bekend. We geven u nogmaals een overzicht.

De solidariteitsbijdrage

Deze bijdrage is verschuldigd door iedere werkgever die aan bepaalde van zijn werknemers een voertuig ter beschikking stelt, dat zij voor andere dan loutere beroepsdoeleinden gebruiken (dit is de woon-werkverplaatsing, ander privégebruik of het collectief vervoer van werknemers). De bijdrage is eveneens verschuldigd wanneer de bedrijfsvoertuigen gebruikt worden door personen die door de wet van 27 juni 1969 tot Herziening van de Besluitwet zijn uitgesloten, maar die in het kader van een arbeidsovereenkomst of onder gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst, worden tewerkgesteld (bv. studenten, stagairs, leerlingen,  ...).

Deze bijdrage is verschuldigd voor de voertuigen die behoren tot de categorieën M1 en N1.[1]  Er geldt een speciale regeling voor de zogenaamde utilitaire voertuigen (zie verder). 

De werkgever is een solidariteitsbijdrage verschuldigd voor elk voertuig, dat niet uitsluitend voor beroepsdoeleinden, rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld wordt van een werknemer en dit ongeacht een eventuele financiële bijdrage van de werknemer in de financiering of het gebruik van dit voertuig.

De toepasselijke wetgeving bevat een vermoeden dat ieder voertuig dat op naam van de werkgever is ingeschreven of dat het voorwerp uitmaakt van een huur- of leasingcontract of van gelijk welk ander contract voor het gebruik van het voertuig, verondersteld wordt ter beschikking van een werknemer te zijn gesteld voor andere dan loutere beroepsdoeleinden.

De solidariteitsbijdrage dient niet te worden betaald indien u als werkgever het tegenbewijs levert dat het privé- gebruik gebeurt door een persoon die niet valt onder het toepassingsgebied van de sociale zekerheid voor werknemers. Dit is bijvoorbeeld zo bij een voertuig dat ter beschikking wordt gesteld aan een bedrijfsleider.

De bijdrage is ook niet verschuldigd indien de werkgever bewijst dat het voertuig uitsluitend en alleen voor professionele verplaatsingen wordt gebruikt. Dit bewijs kan geleverd worden door een overeenkomst die bepaalt dat het voertuig niet voor andere dan loutere professionele verplaatsingen gebruikt mag worden, een sanctioneringsbeleid bij overtreding, de data van een geolocalisatesysteem, een gedetailleerde verantwoording van het gebruik van de wagen, het feit dat de wagens ’s nachts gestald dienen te worden op de bedrijfsparking, …. . De RSZ zal niet zonder meer aanvaarden dat er geen privé gebruik is, u zal echt moeten kunnen bewijzen dat er een samenhangend systeem van toepassing is in de onderneming inzake het gebruik van de bedrijfswagens, en dat er effectief gecontroleerd wordt en daadwerkelijk gesanctioneerd wordt bij overtreding.  

Wij vestigen er uw aandacht op dat bij een “gewone bedrijfswagen” (in tegenstelling tot bij de utilitaire voertuigen) het woon- werkverkeer van een werknemer een private verplaatsing is en dat bijgevolg de bijdrage verschuldigd is, zelfs indien er een verbod op ander privé- gebruik is en dit effectief wordt gerespecteerd. Er is sprake van woon- werkverkeer met een gewoon voertuig indien een werknemer zich verplaatst van zijn woonplaats naar zijn vaste plaats van tewerkstelling.

Er is sprake van een vaste plaats van tewerkstelling indien de werknemer er effectief prestaties van enige omvang levert  (zijn eigen bedrijf, een werf, een klant, …). Bv.  een werknemer die zich ’s ochtends naar het werk begeeft waar hij bepaalde bestellingen klaarmaakt en die hij ’s middags levert bij verschillende klanten, heeft een woon-werkverplaatsing, zelfs als hij aan het einde van zijn dagtaak niet terugkeert naar het bedrijf maar rechtstreeks van bij de laatste klant naar huis rijdt. De werknemer die evenwel ’s ochtends thuis vertrekt en alleen op het bedrijf langsgaat om de bestellingen op te halen die hij bij de klanten gaat leveren en nadien met dit voertuig naar huis rijdt, heeft geen woon-werkverplaatsing, want hij levert geen prestaties van enige omvang op het bedrijf. Er zal geval per geval bekeken dienen te worden of er prestaties van enige omvang op het bedrijf worden geleverd.

Er is ook sprake een vaste plaats van tewerkstelling indien het voertuig tijdens het jaar ten minste 40 dagen naar eenzelfde plaats rijdt, ongeacht of deze dagen op elkaar volgen of niet. Van zodra de 40 dagen bereikt zijn op één plaats, is de solidariteitsbijdrage verschuldigd voor het ganse jaar, eventueel beperkt tot de periode dat het voertuig ter beschikking is gesteld.

Noteer nog dat enkel zeer occasioneel gebruik, bv. de werknemer leent een voertuig tijdens het weekend om een aantal meubels te verhuizen en brengt het onmiddellijk nadien terug, geen aanleiding geeft tot aanrekening van de bijdrage. Ook hier is het belangrijk de nodige omzichtigheid aan de dag te leggen….

Utilitaire voertuigen

Utilitaire voertuigen zijn de voertuigen die beantwoorden aan de door de fiscus gehanteerde definitie van lichte vracht. Deze voertuigen worden belast op de werkelijke waarde van het voordeel.

Waar de verplaatsing tussen de woon en werkplaats met een gewoon voertuig aanzien wordt als een privé- gebruik, is dit bij de utilitaire voertuigen niet het geval. Indien het traject tussen de woonplaats en de vaste werkplaats wordt afgelegd met een zogenaamd utilitair voertuig, dan wordt dit niet aanzien als privé gebruik. Onder vaste werkplaats wordt verstaan de plaats waar de werknemer effectief prestaties van een bepaalde omvang levert en naar waar de werknemer zich ten minste 40 dagen per jaar begeeft, ongeacht of het opeenvolgende dagen zijn of niet. Het is van geen tel of de werknemer het utilitair voertuig gebruikt om op een vaste plaats van tewerkstelling zijn prestaties te leveren, bij een klant of op een werf, en al evenmin hoeveel dagen per jaar hij dit doet.

Daarenboven wordt het privégebruik van een zogenaamd utilitair voertuig niet vermoed. Het kan wel vastgesteld worden door de bevoegde inspectiediensten.

De utilitaire voertuigen die enkel voor professionele verplaatsingen en woon- werkverkeer worden gebruikt moeten in de DMFA- aangifte voorkomen met een solidariteitsbijdrage gelijk aan 0,00 €.

Collectief vervoer van werknemers

Er dient een solidariteitsbijdrage te worden betaald bij de terbeschikkingstelling van een voertuig voor collectief vervoer van werknemers behalve indien het gaat om een systeem dat overeengekomen werd door de sociale partners waarin gebruik wordt gemaakt van een voertuig van de categorie N1 en M1.

De solidariteitsbijdrage is niet verschuldigd indien gebruik wordt gemaakt van een voertuig, behorend tot de categorie N1, waarin naast de chauffeur, minstens twee andere werknemers van de onderneming aanwezig zijn gedurende minstens 80 % van het afgelegde traject van en naar de woonplaats van de chauffeur en voorzover de werkgever bewijst dat er geen ander privé- gebruik wordt gemaakt van dit voertuig. Wanneer het gebruikte voertuig minder dan drie plaatsen bevat of wanneer de ruimte voorbehouden voor het vervoer van personen uit één enkele zitbank of slechts één rij zitplaatsen bestaat, volstaat het dat, naast de chauffeur, minstens een andere werknemer van de onderneming aanwezig is gedurende minstens 80 % van het afgelegde traject van en naar de woonplaats van de chauffeur.

De bijdrage is evenmin verschuldigd indien gebruik wordt gemaakt van een voertuig van de categorie M1, met ten minste vijf plaatsen, de zetel van de chauffeur niet inbegrepen, of maximum acht plaatsen, de zetel van de chauffeur niet inbegrepen, waarbij naast de chauffeur, gewoonlijk minstens drie werknemers van de onderneming aanwezig zijn gedurende minstens 80 % van het afgelegde traject van en naar de woonplaats van de chauffeur.

De werkgever in beide gevallen het bewijs te leveren dat het voertuig niet wordt aangewend voor ander privé vervoer.

tableau5nds.png

Bedrag van de bijdrage

De solidariteitsbijdrage op het gebruik van een bedrijfsvoertuig voor persoonlijke doeleinden of voor woon-werkverkeer, wordt berekend als een maandelijks forfaitair bepaald bedrag per voertuig dat de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks aan zijn werknemer(s) ter beschikking stelt.

De bijdrage is verschuldigd ongeacht een eventuele tussenkomst van de werknemer en ongeacht de hoogte van de werknemerstussenkomst.

De maandelijkse bijdrage is afhankelijk van het CO2- uitstootgehalte en het type brandstof. De bijdrage (bedragen 2018[2]) is minimaal vastgesteld op 26,47€ en wordt als volgt vastgesteld:

voor benzinevoertuigen: [(Y x 9) – 768] : 12 x 144,97/114,08 = maandelijkse bijdrage (in EUR)

voor dieselvoertuigen: [(Y x 9) – 600] : 12 x 144,97/114,08 = maandelijkse bijdrage (in EUR)

voor voertuigen op LPG: [(Y x 9) – 990] : 12 x 144,97/114,08 = maandelijkse bijdrage (in EUR)

voor elektrisch aangedreven voertuigen: maandelijkse bijdrage  van 26,47 EUR

waarbij Y het CO2-uitstootgehalte in gram per kilometer is, zoals vermeld in het gelijkvormigheidsattest of in het proces-verbaal van gelijkvormigheid van het voertuig of in de gegevensbank van de dienst voor inschrijving van voertuigen. Indien het vermelde CO2 uitstootgehalte dat op de documenten wordt vermeld niet identiek is, dan is het CO2-uitstootgehalte vermeld op het inschrijvingsbewijs, bepalend.

Voor voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot het CO2-uitstootgehalte voorhanden zijn (met uitzondering van de voertuigen die omgevormd zijn van M1 naar N1 waar de solidariteitsbijdrage wordt berekend op basis van het CO2-uitstootgehalte van het voertuig behorend tot de categorie M1), moet de berekening worden uitgevoerd op basis van:

een CO2-uitstootgehalte van 182 g/km (benzinevoertuigen)

een CO2-uitstootgehalte van 165 g/km (dieselvoertuigen).

Deze bijdrage is verschuldigd voor iedere bedrijfswagen en dit ongeacht of de wagen een ganse maand of slechts een gedeelte van een maand wordt gebruikt. Indien een werknemer tijdens de maand van voertuig verandert en het nieuwe voertuig de eerste wagen vervangt, moet het voertuig dat het meest gebruikt werd in de loop van de maand in rekening worden gebracht. Indien de werknemer met verschillende bedrijfsvoertuigen rijdt en indien het geen vervanging betreft van het ene voertuig door een ander, dan moet er voor elke gebruikte wagen een bijdrage worden betaald.

Bv. een poolwagen wordt gebruikt voor klantenbezoeken door de medewerkers, de wagen bevindt zich op de bedrijfsparking buiten de kantooruren, er is een duidelijke policy rondom het gebruik van de wagen, aan de hand van ritbladen worden duidelijk de kilometers bijgehouden en verantwoord: er is enkel beroepsmatig gebruik: er is geen bijdrage verschuldigd.

Bv. de terbeschikkingstelling van een camionette Peugeot Partner, type lichte vracht, gebruikt voor professionele verplaatsingen en woon- werkverkeer: solidariteitsbijdrage 0

Bv. Vb. de terbeschikkingstelling van een Volvo C3, diesel, met uitstoot 104 gr/ kg:  {(102 x9)-600}/12 x144,97/114,08 = 33,6755€ solidariteitsbijdrage per maand

Vb. de terbeschikkingstelling van de trekker van een vrachtwagen voor woon werkverkeer: het voertuig behoort niet tot de categorie N1 of M1: er is geen bijdrage verschuldigd.

Recent kwam aan het licht dat de Volkswagen-groep uitstootgegevens zou hebben vervalst. Dit zou geen invloed hebben op de berekening van de solidariteitsbijdrage.

Sanctie

Wanneer de werkgever een of meerdere voertuigen niet heeft aangegeven of één of meerdere foutieve aangiftes heeft ingediend om de bijdrage geheel of gedeeltelijk te omzeilen, dan bedraagt de forfaitaire sanctie het dubbele van de verschuldigde bijzondere bijdrage.  Daarnaast zullen bijdrageopslagen en intresten verschuldigd zijn.

 

[1] Koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

[2] Onder voorbehoud

Eliott Duckers