Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing | Werken in onroerende staat - minimumloon 2025

De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid werd sinds 1 januari 2018 uitgebreid zodat zij ook toegepast zou kunnen worden voor de bouwsector en aanverwante sectoren.

Ondernemingen die in aanmerking komen kunnen genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting voor ploegenarbeid op werven (werken in onroerende staat). Sinds 1 januari 2020 bedraagt het vrijstellingspercentage 18% op de lonen van de tewerkgestelde werknemers in ploegverband op werven.

Om deze vrijstelling te mogen toepassen moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden, zoals onder meer het respecteren van een minimum bruto-uurloon dat jaarlijks geïndexeerd wordt.

Hieronder herhalen we nog eens beknopt de toepassingsvoorwaarden voor deze gedeeltelijke vrijstelling. Toepassingsvoorwaarden

Basisvoorwaarden

Voor de toepassing van deze steunmaatregel verstaat men onder het begrip 'ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht':

  • het werk wordt verricht in één of meerdere ploegen;

  • de ploegen omvatten minstens twee personen zonder rekening te houden met studenten en leerlingen in een alternerende opleiding;

  • de ploegen doen hetzelfde of complementair werk zowel qua inhoud als qua omvang;

  • de ploegen verrichten het werk op locatie;

  • het gaat om werken in onroerende staat.

Specifieke voorwaarde

Deze vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing, wordt enkel toegekend aan werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand tenminste één derde van hun arbeidstijd in ploegenarbeid werken in onroerende staat op locatie verrichten.

Minimum bruto-uurloon

De werkgever betaalt of kent aan de werknemers van de ploeg een bruto-uurloon, voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage van minstens 17,27 euro toe (bedrag 2025); in dat geval wordt hij geacht aan de vereiste een ploegenpremie betaald of toegekend te hebben, te voldoen.

Om te beoordelen of er voldaan wordt aan het minimum bruto-uurloon wordt geen rekening gehouden met de eventuele premies en toeslagen die de werkgever zou betalen of toekennen. Ook met de eventuele betaling of toekenning van een overloon wordt geen rekening gehouden voor de bepaling van het bruto-uurloon.

Formaliteiten

De werkgever die aanspraak wenst te maken op deze vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing, draagt de bewijslast ervan. De werkgever moet het bewijs kunnen leveren van de feitelijke elementen die aanleiding geven voor de vrijstelling. Registratie op de werven is daarbij een mogelijk bewijsmiddel.

De werkgever moet ook een nominatieve lijst ter beschikking van de administratie houden met daarin, voor elke maand, de gegevens van elke werknemer die ter plaatse in ploeg verband onroerende werkzaamheden heeft uitgevoerd:

  • de volledige identiteit;

  • het aantal effectief gepresteerde arbeidsuren bij het uitvoeren van onroerende werkzaamheden in ploeg op locatie;

  • in voorkomend geval, het aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst maar het loon werd gehandhaafd door de werkgever, op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de betrokken werknemer, conform het arbeidsreglement, normaal onroerende werkzaamheden in ploeg op locatie zou hebben uitgevoerd;

  • het totale aantal effectief gepresteerde arbeidsuren;

  • in voorkomend geval, het totale aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst maar het loon behouden bleef;

  • de identificatie van de plaats of de plaatsen waar de werknemer de onroerende werkzaamheden in ploegverband op locatie heeft uitgevoerd;

  • de belastbare bezoldigingen, bepaald overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, die aan de werknemer zijn betaald of toegekend, met uitzondering van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen;

  • het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die op deze bezoldigingen werd ingehouden;

  • het brutoloon per uur dat werd betaald of toegekend, vóór de inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen.

Tenslotte dient ook voor elke plaats waar de onroerende werkzaamheden in ploegverband worden uitgevoerd, het bewijs ter beschikking van de administratie te worden gehouden dat:

  • ofwel de aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid werd gedaan overeenkomstig artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van het besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (‘RSZ-aangifte werken in onroerende staat’);

  • ofwel artikel 30bis van de voormelde wet van 27 juni 1969 geen aangifte oplegt.

    Wat doet PayCover VZW voor u?

Deze vrijstelling wordt uitsluitend op uw verzoek door onze diensten toegepast. Indien u meent aanspraak te kunnen maken op deze vrijstelling dient u dit te melden aan uw dossierbeheerder zodat deze het nodige kan doen. Indien u merkt dat de vrijstelling ten onrechte reeds wordt toegepast, moet u zeker met ons contact opnemen zodat wij dit voor u kunnen bekijken.

Bronnen:

  • Circulaire 2020/C/38 over de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in onroerende staat, in ploegenarbeid op locatie verrichten'

  • Circulaire 2018/C/73 over de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid – invoering van een specifieke maatregel voor werken in onroerende staat

Legal Paycover