Het scholingsbeding

De wet bepaalt uitdrukkelijk de voorwaarden waar een scholingsbeding aan moet beantwoorden om geldig te zijn. Er werd een belangrijke versoepeling doorgevoerd voor opleidingen die toegang bieden tot de tewerkstelling in een knelpuntberoep.

Definitie van een scholingsbeding

Het scholingsbeding wordt wettelijk omschreven als “het beding waarbij de werknemer, die gedurende de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst een vorming volgt op kosten van de werkgever, zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de vormingskosten terug te betalen ingeval hij de onderneming verlaat vóór het einde van een vooraf overeengekomen periode”.

Indien de werknemer een opleiding volgt op kosten van de werkgever gedurende de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst, kan dus in principe, volgens de hierna bepaalde voorwaarden, een scholingsbeding tussen werkgever en werknemer overeengekomen worden.

De situatie waarin een werknemer een lening van zijn werkgever krijgt die hij niet moet terugbetalen indien hij een bepaalde periode in dienst blijft, en met dit geld, zelf de opleiding financiert, valt niet onder de wettelijke bepalingen van het scholingsbeding. 

Toepassingsgebied

Vorming

In de wet zelf wordt niet nader bepaald wat precies moet verstaan worden onder het begrip ‘vorming’ die onder de toepassing van een scholingsbeding kan vallen.

Volgens de begeleidende Memorie van Toelichting bij deze wettekst is het de bedoeling dat om een scholingsbeding te kunnen sluiten de opleiding in kwestie “een specifieke, reële en serieuze vorming is die in het bijzonder de bedoeling heeft aan de werknemer toe te laten nieuwe professionele competenties op te doen, competenties die bruikbaar zouden kunnen zijn voor de werknemer buiten de onderneming.”

In deze optiek kan er geen sprake zijn van een scholingsbeding in het kader van een “op de hoogte blijven van” wat eigenlijk tot de normale gang van zaken behoort bij elke indienstneming. Ingeval van betwisting  zal het aan de rechterlijke macht zijn om in concreto het reële en het serieuze karakter van de vorming te beoordelen, evenals de proportionaliteit tussen de duur van het beding en het degressieve bedrag van de terug te betalen kosten.”

UITGESLOTEN VORMINGEN:

Er wordt wettelijk bepaald dat een scholingsbeding in elk geval NIET mogelijk is voor:

1. een vorming die geen specifieke vorming is die toelaat om nieuwe professionele competenties te verwerven die in voorkomend geval ook buiten de onderneming kunnen benut worden ;

2. een vorming die opgelegd wordt door een wettelijke of reglementaire bepaling om het beroep te kunnen uitoefenen ;

3. een vorming die niet meer dan 80 uren omvat , of indien de vorming geen 80 uren bereikt indien ze geen waarde heeft van meer dan het dubbele van het gemiddeld minimum maandinkomen. Aangezien het GMMI heden € 1806,16 bedraagt, dient de kostprijs van de opleiding minstens € 3612,32 te zijn.[1]

Bovendien kunnen door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op het vlak van het bevoegde Paritair Comité bepaalde vormingen worden uitgesloten van de toepassing van een scholingsbeding.

De werknemer moet tevens kunnen beschikken over het originele exemplaar of een eensluidend verklaarde kopie van het in verband met de gevolgde opleiding behaalde diploma of certificaat.

Werknemer

Een scholingsbeding mag NIET afgesloten worden in volgende gevallen:

-       de werknemer in kwestie is niet tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur;

-       het jaarloon van de betrokken werknemer is niet hoger dan € 36.201 (jaarloongrens geldend in 2022 en jaarlijks geïndexeerd). Bovendien kan een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde werknemers uitdrukkelijk uitsluiten van de toepassing van een scholingsbeding.

Soepelere regeling voor opleidingen voor knelpuntberoepen

Teneinde de opleiding voor de tewerkstelling in knelpuntberoepen te bevorderen, werden de voorwaarden versoepeld voor het afsluiten van een scholingsbeding voor de opleidingen die toegang bieden voor het uitoefenen van deze beroepen. De bedoeling is uiteraard werkgevers te stimuleren werknemers de benodigde opleidingen te laten volgen. In deze nieuwe regeling kunnen zij immers onder bepaalde voorwaarden toch (een gedeelte) van de kosten verhalen op de werknemer indien deze vroegtijdig de onderneming verlaat.

In het kader van de tewerkstelling in een knelpuntberoep mag het beding toch worden afgesloten indien de opleiding wordt opgelegd door een wettelijke of reglementaire bepaling om het beroep te kunnen uitoefenen ( bv. een rijbewijs C/ CE, specifieke attesten voor technici, …).

Het beding mag daarenboven worden voorzien ongeacht het jaarloon van de medewerker die de opleiding volgt.

Elk gewest heeft zijn eigen lijst met knelpuntberoepen:

-       Vlaanderen

-       Brussel

-       Wallonië

-       Duitstalige gemeenschap

Deze wordt jaarlijks opnieuw gepubliceerd en geüpdatet. Verschillende beroepen komen voor op de onderscheiden lijsten. Het betreft voor de vervoerssector bijvoorbeeld het beroep van vrachtwagenchauffeur zwaar vervoer en autocarchauffeur, voor de bouwsector tal van technische functies, verpleeg- en zorgkundigen…

Vorm en tijdstip waarop het scholingsbeding gesloten moet worden

Een scholingsbeding moet schriftelijk vastgesteld worden en dit afzonderlijk voor elke werknemer voor wie het beding geldt.

Een scholingsbeding moet gesloten zijn ten laatste op het moment waarop de door het beding beoogde vorming een aanvang neemt.

Een scholingsbeding mag, maar hoeft dus niet in de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen.

Verplichte vermeldingen in een scholingsbeding

Het scholingsbeding moet volgende elementen bevatten:

-       de omschrijving, de duur en de plaats van de vorming;

-       de kost van de vorming of indien globaal niet bepaalbaar, de kostenelementen die een raming van de waarde van de opleiding toelaten. Het loon en de eventuele verplaatsings- of verblijfskosten betaald aan de werknemer mogen geen deel uitmaken van de vormingskost.

-       de begindatum en de duur van de periode tijdens welke toepassing zal worden gemaakt van het scholingsbeding;

-       het door de werknemer terug te betalen bedrag van het gedeelte van de scholingskosten die de werkgever ten laste heeft genomen. Dit bedrag moet degressief bepaald zijn in functie van de duur van het opleidingsbeding.

Op voorstel van het bevoegde Paritair Comité kunnen bij KB deze verplichte vermeldingen nog gewijzigd of vervolledigd worden.

U kan een model van scholingsbeding terugvinden bij onze modeldocumenten of bekomen bij uw dossierbeheerder.

Aanvang en duur van het scholingsbeding

Indien de vorming aanleiding geeft tot het afleveren van een attest, valt de begindatum van het scholingsbeding samen met de aflevering van dat attest.

De duur van het scholingsbeding moet in verhouding staan tot de duur en de kost van de gegeven vorming aan de werknemer.

Er geldt een wettelijke maximumduur. Het scholingsbeding mag in elk geval niet langer dan 3 jaar duren.

Bedrag van terugbetaling door de werknemer

Indien een werknemer tijdens de geldigheidsduur van een door hem aangegaan scholingsbeding vrijwillig uit dienst treedt, is hij aan zijn werkgever terugbetaling verschuldigd van een gedeelte van de door de werkgever gedragen opleidingskosten.

Deze door de werknemer te betalen vergoeding moet in verhouding staan tot de door de werkgever gedragen opleidingsinvestering. M.a.w. naarmate de duur van het scholingsbeding verstrijkt, zal de door de werknemer bij vertrek verschuldigde vergoeding lager worden.

Het bedrag van de terugbetaling mag ook niet meer bedragen dan :

-       80% van de vormingskost in geval van vertrek van de werknemer vóór 1/3 van de overeengekomen periode van het scholingsbeding;

-       50% indien de werknemer vertrekt tussen 1/3 en 2/3 van die overeengekomen periode;

-       20% bij vertrek van de werknemer na 2/3 van die overeengekomen periode.

Het door de werknemer terug te betalen bedrag mag bovendien in ieder geval niet meer dan 30% van het jaarlijks loon van de werknemer bedragen.

Gevallen van niet-toepassing van een scholingsbeding

In volgende gevallen kan de werkgever zich niet op een overeengekomen scholingsbeding beroepen om van zijn werknemer (gedeeltelijke) terugbetaling van opleidingskosten te eisen:

-       tijdens de eerste 6 maanden van de uitvoering van de overeenkomst.

-       bij ontslag door de werkgever zonder dringende reden;

-       bij ontslag door de werknemer wegens dringende reden;

-       bij ontslag als gevolg van een herstructurering (zoals bedoeld door de Generatiepactwet d.d. 23 december 2005).


[1] Bedrag geldig in april 2022

An Wuytack