Vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing ‘Corona’

Werkgevers die gedurende een ononderbroken periode van minstens 30 kalenderdagen tussen 12 maart 2020 en 31 mei 2020, beide data inbegrepen, gebruik hebben gemaakt van het stelsel van tijdelijke werkloosheid, kunnen een vrijstelling doorstorting van bedrijfsvoorheffing genieten. Het is niet vereist dat alle werknemers in de onderneming tijdelijk werkloos waren. Wel moet er elke dag van de betrokken periode minstens één werknemer tijdelijk werkloos gesteld geweest zijn binnen de onderneming.

Voor elk van de maanden juni 2020, juli 2020 en augustus 2020 bedraagt de niet door te storten bedrijfsvoorheffing 50 % van het verschil tussen enerzijds de totaal verschuldigde bedrijfsvoorheffing van die maand en anderzijds het totaal van de maand mei 2020 zonder dat deze vrijstelling over de beoogde drie maanden meer mag bedragen dan 20 miljoen euro.

De bedrijfsvoorheffing die in aanmerking wordt genomen is die op de gewone bezoldigingen. De bedrijfsvoorheffing op het vakantiegeld en de eindejaarspremie is uitgesloten.

Deze vrijstelling kan worden toegepast in combinatie en na de andere vrijstellingen van bedrijfsvoorheffing.

De vrijstelling is niet van toepassing op de vennootschappen die tijdens de periode van 12 maart 2020 tot 31 december 2020:

-       een inkoop van eigen aandelen of een toekenning of uitkering van dividenden of een kapitaalvermindering of elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen hebben verricht;

-       een rechtstreekse deelneming aanhouden in een vennootschap die gevestigd is in een belastingsparadijs of betalingen hebben gedaan aan vennootschappen die er gevestigd zijn tenzij ze gerechtvaardigd zijn.

Wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) (1), B.S. 23/07/2020

An Wuytack