Tewerkstelling van studenten
Er zijn geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd op het loon van de studenten die tewerkgesteld zijn in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, en dit gedurende de eerste aangegeven 600 uren van tewerkstelling van een kalenderjaar gedurende de periodes van niet verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstellingen voor de jaren 2023 en 2024, daarna wordt opnieuw het quotum van 475 uren van toepassing.
Er is een solidariteitsbijdrage verschuldigd. Deze bedraagt in het totaal 8,13% waarvan 2,71% ten laste van de student en 5,42% ten laste van de werkgever; de werkgever is daarnaast ook een bijzondere bijdrage van 0,01% ten voordele van het asbestfonds verschuldigd.
De studentenovereenkomst
Bij de tewerkstelling van een student dient men verplichtend gebruik te maken van een arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten.
De student mag niet gedurende meer dan 12 ononderbroken maanden bij eenzelfde werkgever gewerkt hebben. Eenmaal deze periode is verstreken, of dit nu binnen hetzelfde kalenderjaar is of niet, kan een student met deze werkgever geen studentenovereenkomst meer afsluiten. De RSZ hanteert als “ononderbroken periode van 12 maanden”, een overeenkomst van één jaar of opeenvolgende overeenkomsten die samen een jaar omvatten. De student mag dus wel opeenvolgende jaren bij eenzelfde werkgever werken, mits er tussen de verschillende overeenkomsten, een daadwerkelijke onderbreking is.
Einde studies?
De RSZ aanvaardt dat een student die in juni zijn studies beëindigt en zijn diploma behaalt, nog tot 30 september van dat jaar kan werken met toepassing van de solidariteitsbijdrage. Hiertoe is wel vereist dat het gaat om een tewerkstelling die sociaal gezien de kenmerken van studentenwerk heeft. Het mag niet gaan om een verdoken “proefperiode”….
Contingent van 600 uren
De werknemer/ student heeft een contingent van 600 uren per kalenderjaar. Jaarlijks wordt de teller op 0 gezet. Het saldo van de uren wordt bepaald aan de hand van de in Dimona aangegeven uren.
Zonder een voorafgaandelijke Dimona 'STU' zal een DMFA-aangifte onder solidariteitsbijdrage niet aanvaard worden, ook al is het contingent van de student niet opgebruikt.
Enkel de werkelijk gepresteerde uren moeten aangegeven worden als ‘uren’ en in mindering worden gebracht van het contingent. De uren voor feestdagen, betaalde ziektedagen en andere betaalde uren die geen werkelijk gewerkte uren zijn maar waarvoor de werkgever een loon betaalt, moeten niet in het ‘aantal uren’ worden opgenomen. De vergoeding voor deze uren wordt wel bij het loon gevoegd voor de berekening van de solidariteitsbijdrage.
De solidariteitsbijdrage is enkel van toepassing op de eerste 600 uren die in Dimona worden aangegeven met werknemerstype 'STU'. Het is dus het aantal meegedeelde uren op het moment dat de Dimona wordt uitgevoerd dat bepalend is voor de berekening van het contingent en niet de datum van tewerkstelling zelf.
Als het contingent wordt overschreden, zijn er socialezekerheidsbijdragen verschuldigd vanaf het 601ste uur.
student@work
De student kan het aantal resterende uren (= het aantal uren waarop hij nog kan werken tegen solidariteitsbijdragen) consulteren via de webapplicatie student@work die beschikbaar is op de website www.studentatwork.be. De student kan er ook een attest met het aantal resterende uren afdrukken of verzenden via elektronische post. Dit attest bevat ook een toegangscode waarmee de werkgever zelf het studentencontingent kan raadplegen via de webapplicatie student@work die beschikbaar is op de portaalsite van de sociale zekerheid. Deze toegangscode blijft geldig in de maand waarin het attest werd aangemaakt en de twee daaropvolgende maanden.
Bron: KB tot wijziging van artikel 17bis van het KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.