Tussenkomst woon-werkverkeer | Vanaf 1 februari 2025

De werkgever is verplicht om op basis van ofwel de algemene wetgeving dan wel op basis van de toepasselijke sectorale verplichtingen tussen te komen in de kosten die een werknemer maakt om zich naar het werk te verplaatsen.

Verschillende sectoren baseren de verplichte tussenkomst op de algemene tarieven van de treinkaarten. Jaarlijks op 1 februari verhogen de verschillende vervoersmaatschappijen (NMBS, TEC, MIVB, De Lijn) hun prijzen. Dit heeft dus ook mogelijks een impact op de werkgeverstussenkomst in het woon-werkverkeer in uw onderneming.

Tussenkomst in het woon-werk verkeer van de werknemers

Indien de werknemer op eigen kracht naar het werk komt (en dus niet beschikt over een vervoermiddel dat ter beschikking gesteld wordt door de werkgever) dan kan men, afhankelijk van de toepasselijke wetgeving of sectorale bepalingen, aanspraak maken op een tussenkomst in de verplaatsingskost ten laste van de werkgever. Het bedrag van de terugbetaling wordt vastgesteld afhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en van het gebruikte vervoersmiddel.

De tussenkomst van de werkgever wordt in principe maandelijks betaald aan de werknemers die een maandabonnement hebben of volgens de betaalperiode die gebruikelijk is bij de werkgever voor wat betreft de vervoerbewijzen die geldig zijn voor een andere periode.

De terugbetaling met betrekking tot de trein en het openbaar vervoer gebeurt in principe na voorlegging van de vervoerbewijzen die worden afgeleverd door de bevoegde vervoermaatschappijen.

Verplaatsingen met de trein

Algemeen

Voor werknemers die de trein nemen om zich naar het werk te verplaatsen dienst steeds een tussenkomst voorzien te worden in de verplaatsingskosten. Dit zonder dat er sprake is van een minimumafstand die afgelegd moet worden.

Aan de hand van sectorale cao’s wordt verduidelijkt op welke manier de terugbetaling dient te gebeuren.

Diverse sectoren verwijzen voor de bedragen van de terugbetaling naar een percentage van de prijs van de treinkaarten. Andere sectoren verwijzen naar de algemene en forfaitaire tabel ‘werkgeversbijdrage treinkaart’ zoals voorzien door de algemene CAO van de NAR nr. 19/9.

Door de toename van het telewerken ontwikkelde de NMBS ook een nieuwere formule: namelijk het zogenaamde ‘Flex Abonnement’. Dergelijk type abonnement is interessanter voor werknemers die zich niet voltijds maar slechts 2 of 3 dagen per week verplaatsen naar het werk met de trein.

In diverse sectoren wordt ook de zogenaamde ‘derdebetalersregeling’ opgelegd of aanbevolen. In geval van een derdebetalersregeling dient de werkgever minstens 80% van de kostprijs van het treinabonnement rechtstreeks te betalen aan de NMBS. De werknemer zelf dient niets te betalen, de overheid financiert het resterende percentage van maximaal 20%.

Wijzigingen

De algemene tarieven voor de treinkaarten verhogen vanaf 1 februari 2025 met 3,03 %.

Sectoren en ondernemingen die een tussenkomst voorzien op basis van een percentage van de prijs van de treinkaart zullen sowieso hun tussenkomst moeten aanpassen met ingang van 1 februari 2025.

Ook de bedragen vanuit de algemene en forfaitaire tabel ‘werkgeversbijdrage treinkaart’ zoals voorzien door de algemene CAO van de NAR nr. 19/9 evolueren sinds dit jaar automatisch bij elke stijging van de prijzen van de treinkaarten. De forfaitaire tussenkomst wordt vanaf 1 februari 2025 geïndexeerd met 2,015%.

Sectoren en ondernemingen die een tussenkomst voorzien op basis van de algemene en forfaitaire tabel ‘werkgeversbijdrage treinkaart’ zullen dus ook hun tussenkomst moeten aanpassen met ingang van 1 februari 2025. Ook de werkgeverstussenkomst in het Flex Abonnement wordt aangepast op 1 februari.

De tariefverhoging van de NMBS heeft eveneens een impact op de derdebetalersregeling.

Verplaatsingen met het openbaar vervoer andere dan de trein (bus, tram, metro, waterbus)

Algemeen

Voor werknemers die het openbaar vervoer (andere dan de trein) nemen om zich naar het werk te verplaatsen dienst steeds een tussenkomst voorzien te worden in de verplaatsingskosten. Dit zonder dat er sprake is van een minimumafstand die afgelegd moet worden.

Aan de hand van sectorale cao’s wordt verduidelijkt op welke manier de terugbetaling dient te gebeuren.

Het bedrag van de tegemoetkoming in de verplaatsingen met het openbaar vervoer zal verschillen naargelang de vervoerprijs ofwel evenredig is met de afstand ofwel vast is (en dus ongeacht de afstand):

• Indien de vervoerprijs openbaar vervoer in verhouding is met de afstand, dan is de tegemoetkoming van de werkgever gelijk aan de tegemoetkoming in de prijs van de treinkaart voor een zelfde afstand met als maximum 75 % van de werkelijke vervoerprijs;

• Indien de vervoerprijs openbaar vervoer vast is (= eenheidsprijs), dan is de tegemoetkoming van de werkgever een forfaitair bedrag dat begrensd is op 71,8% van de prijs die daadwerkelijk door de werknemer wordt betaald zonder hoger te kunnen zijn dan de tegemoetkoming in het gebruik van een treinkaart voor een afstand van 7 km.

Wijzigingen

Sectoren en ondernemingen die een tussenkomst voorzien op basis van een percentage van de prijs van de treinkaart zullen sowieso hun tussenkomst moeten aanpassen met ingang van 1 februari 2025.

Een combinatie van openbare vervoersmiddelen

Indien een werknemer verschillende openbare vervoersmiddelen gebruikt om het traject woon-werk af te leggen, moet steeds gekeken worden naar het concrete vervoersbewijs dat wordt afgeleverd.

Indien de werknemer gebruik maakt van de trein samen met één of meer andere openbare vervoermiddelen en als er slechts één vervoerbewijs wordt afgeleverd om de totale afstand af te leggen zonder dat er een onderverdeling is per gebruikt vervoermiddel, dan zal de tegemoetkoming van de werkgever gelijk zijn aan de tegemoetkomingen in de prijs van een treinkaart.

Indien er niet slechts een vervoersbewijs wordt afgeleverd maar meerdere vervoersbewijzen, dan moeten de tegemoetkomingen van de werkgever voor elk vervoermiddel afzonderlijk worden samengeteld om de totale tegemoetkoming te kunnen voorzien.

Verplaatsingen met privévoertuig

Algemeen

Er is geen algemene overkoepelende regeling die werkgevers verplicht om tussen te komen in de verplaatsingskosten door middel van een eigen privévoertuig zoals de eigen wagen.

Vaak hebben sectoren echter eveneens voor de verplaatsingen met een privévoertuig een verplichte tussenkomst voorzien. Er wordt hierbij vaak gebruik gemaakt van een verwijzing naar (een percentage van) de prijzen van de treinkaarten.

Wijzigingen

Sectoren en ondernemingen die een tussenkomst voorzien op basis van een percentage van de prijs van de treinkaart zullen sowieso hun tussenkomst moeten aanpassen met ingang van 1 februari 2025.

Verplaatsingen met de fiets

Algemeen

Sinds 1 mei 2023 hebben alle werknemers die met een privéfiets naar het werk komen recht op een tussenkomst in de vorm van een fietsvergoeding.

De fietsvergoeding wordt toegekend:

• Ofwel op basis van een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst die voorziet in de toekenning van een specifieke vergoeding voor woon-werkverkeer per fiets;

• Ofwel op basis van een ondernemings-cao die voorziet in de toekenning van een specifieke vergoeding voor woon-werkverkeer per fiets;

• Ofwel op basis van de cao nr. 164 (aanvullende werking).

Wijzigingen

Het maximaal vrijgestelde bedrag van de fietsvergoeding verhoogde op 1 januari 2025 tot 0,36 EUR per gefietste kilometer.

De vergoeding op basis van de CAO nr. 164 bedraagt sinds 1 januari 2025 0,29 EUR per gefietste kilometer.

Legal Paycover