Het opleidingsplan en opleidingsrecht in de sector wegvervoer en logistiek

Zoals wij reeds eerder berichten, voorzag de arbeidsdeal o.a. de invoering van een verplicht jaarlijks opleidingsplan alsook een individueel opleidingsrecht.

Op het paritair comité voor het wegvervoer en de logistiek (140.03) van donderdag 16 februari 2023 werd daaromtrent een nieuw akkoord gesloten. Dit akkoord doorstond evenwel de wettigheidscontrole niet en diende te worden aangepast waarbij o.a. een groeipad werd voorzien.

Het opleidingsplan

Iedere werkgever stelt jaarlijks, in uitvoering van art. 36 van de Arbeidsdeal, voor 31 maart een opleidingsplan op. Hierbij besteedt de werkgever in het bijzonder aandacht aan de werknemers van minstens 50 jaar oud, de genderdimensie en de knelpuntberoepen. Het opleidingsplan bevat minstens een overzicht van de te volgen formele en informele opleidingen. De opleidingen in het kader van de nascholing vakbekwaamheid en eventuele ADR of andere verplichte opleidingen worden in het opleidingsplan meegenomen als formele opleidingen. De ‘on – the – job’ trainingen die nu reeds in de ondernemingen worden gegeven worden in het opleidingsplan meegenomen als informele opleidingen.

Om aan zijn verplichting inzake het jaarlijks opleidingsplan te voldoen, kan de werkgever gebruik maken van een model die neergelegd werd samen met de cao (zie bijlage). De werkgever kan echter ook gebruik maken van zijn eigen model op voorwaarde dat dit voldoet aan de bepalingen uit hoofdstuk 9 – ‘opleidingsplannen’ van de Arbeidsdeal.

De verplichting tot het opmaken van een opleidingsplan is niet van toepassing op werkgevers die minder dan 20 werknemers tewerkstellen.

Het individueel opleidingsrecht

In de arbeidsdeal was voorzien dat bij ontstentenis van collectieve arbeidsovereenkomst in ondernemingen met minstens 20 werknemers in 2023 het aantal opleidingsdagen 4 moet bedragen en vanaf 2024 zelfs 5 opleidingsdagen.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst brengt ook daarin nu verandering voor de arbeiders in de sector wegvervoer en logistiek :

In ondernemingen met minder dan 10 werknemers, berekend overeenkomstig art. 50§2 van de Arbeidsdeal geldt geen individueel opleidingsrecht.

In ondernemingen met meer dan 10 werknemers en minder dan 20 werknemers, uitgedrukt in VTE, geldt een individueel opleidingsrecht van één opleidingsdag per jaar voor een voltijdse werknemer, tenzij op ondernemingsvlak al een hoger opleidingsrecht werd voorzien.

In ondernemingen met 20 of meer werknemers wordt het individueel opleidingsrecht, overeenkomstig art. 54§2, vastgelegd op twee dagen voor een voltijdse werknemer.

Voor de invulling van het individuele opleidingsrecht komen enkel professionele en sectorgerelateerde opleidingen in aanmerking, bvb.

- nascholing code 95

- ADR of andere wettelijk verplichte opleidingen

- Opleidingen die toeleiden tot een (knelpunt)beroep in PC 140.03, zoals rijbewijsopleiding, hef- of reachtruckopleidingen…

- taalopleidingen

Het groeipad voor de ondernemingen met 20 of meer werknemers wordt als volgt vastgelegd:

- 3 dagen voor een voltijdse werknemer in 2025

- 4 dagen voor een voltijdse werknemer in 2027

- 5 dagen voor een voltijdse werknemer in 2030.

Dit groeipad zal binnen het SFTL worden geëvalueerd.

Het saldo van de niet opgebruikte opleidingsdagen wordt op het einde van het jaar overgedragen naar het daaropvolgende jaar, zonder dat dit saldo in mindering mag worden gebracht van het opleidingskrediet van de werknemer in dat jaar.

Doel is dat op het einde van elke periode van vijf jaar, die ten vroegste kan beginnen op 01.01.2024, (of voor het einde van de arbeidsovereenkomst indien deze stopt voordat de voormelde periode van vijf jaar afloopt), de voltijdse werknemer minimum het aantal opleidingsdagen per jaar heeft opgenomen. Na vijf jaar wordt het saldo van het beschikbare opleidingskrediet opnieuw op nul gezet.

De opleidingsuren moeten worden betaald aan het gewone loon voor de arbeidsuren. De opleidingsuren die buiten de normale werkuren gevolgd worden, worden eveneens betaald aan het reële uurloon arbeidstijd maar geven geen aanleiding tot de betaling van een eventueel overloon.

Indien de opleiding een bijkomende verplaatsing voor de werknemer vereist zal deze desgevallend vergoed worden cfr de cao tot vaststelling van de werkgeverstussenkomst voor het woon- werkverkeer.

bruno velghe