PC 149.01: Protocolakkoord 2021-2022

Binnen het paritair subcomité 149.01, voor de elektriciens (installatie & distributie) werd op 2 december 2021 een protocolakkoord overeen gekomen voor de jaren 2021-2022. Dit akkoord dient verder te worden geconcretiseerd door de sociale partners in nog te sluiten collectieve arbeidsovereenkomsten. Hieronder vindt u de belangrijkste elementen uit de tekst van het protocol.

Inkomenszekerheid

Art. 4 – Verhoging van de lonen:

§ 1.Op 1 december 2021 worden alle sectorale minimumuurlonen verhoogd met 0,4 %.

§ 2.Op 1 december 2021 worden alle effectieve uur¬lonen met 0,4 % verhoogd, behalve voor die onder-nemingen waar de beschikbare marge op een alter¬natieve manier wordt ingevuld via een ondernemingsenveloppe.

§ 3.Indien geen ondernemingsoverleg over de enve¬loppe wordt opgestart of indien het overleg tegen 31 maart 2022 niet uitmondt in een collectieve arbeids¬overeenkomst, worden de effectieve uurlonen van de arbeiders vanaf 1 december 2021 verhoogd met 0,4 %.

Art. 5. - Ondernemingsenveloppe

§ 1.De ondernemingen kunnen op 1 december 2021 de beschikbare maximale loonmarge van 0,4 % van de loonmassa op een alternatieve manier invullen via een terugkerende ondernemingsenveloppe. De besteding van deze enveloppe kan enkel worden on¬derhandeld in ondernemingen waar een vakbondsafvaardiging is opgericht.

Onder loonmassa wordt begrepen de effectieve bruto uurlonen (met inbegrip van de eindejaarspre¬mies, de ploegenpremies, het overloon, enz.) alsook bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdra¬gen werkgever en andere sociale lasten).

§ 2.De procedure voor de ondernemingsonderhandelingen over de besteding van het terugkerend budget verloopt in 2 stappen:

1. Voorafgaandelijk moeten op ondernemingsvlak zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de in de onderneming vertegen¬woordigde vakorganisaties akkoord gaan over het principe van de besteding van de enveloppe.

2. Indien besloten wordt tot een ondernemingsoverleg over de besteding van de enveloppe, moet dit overleg ten laatste op 31 maart 2022 leiden tot het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 6. - Coronapremie

§ 1.Uiterlijk op 15 december 2021 kennen de on¬dernemingen een eenmalige coronapremie toe on¬der de vorm zoals bedoeld in artikel 19quinquies, § 4, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 juli 2021 (BS van 29 juli 2021).

§ 2. Het bedrag van de basis-coronapremie is gelijk aan 300 euro.

§ 3. Deze basis-coronapremie wordt verhoogd met een variabel deel van 100 euro voor ondernemin¬gen die geen bedrijfsverlies hebben in het boekjaar 2020 (code 9901 van de resultatenrekening van de jaarrekening) en dit bekeken op niveau van de technische bedrijfseenheid (TBE).

Voor de beoordeling van de voorwaarde voor de variabele premie wordt verwezen naar de goedge-keurde jaarrekening waarin het 2e kwartaal 2020 vervat zit.

§ 4. Voor de premies, vermeld in § 2. en § 3., gelden volgende betalingsmodaliteiten:

• Minstens 1 dag effectieve tewerkstelling in het 2de kwartaal 2020

• In dienst op 30 november 2021 • Het variabel gedeelte en 100 euro van de basis-coronapremie kunnen worden aangerekend op reeds toegekende coronapremie na 8 juni 2021

• Proratisering voor deeltijdse arbeiders

§ 5. Op ondernemingsniveau kan onderhandeld worden over een verhoging tot maximum 500 euro.

Art. 7. - Engagementsverklaring jongerenlonen

De sociale partners engageren zich om de loondegressiviteit voor jongeren niet opnieuw in te voe-ren, met uitzondering van jobstudenten, cfr. be¬staande wetgeving.

Art. 8. - Fonds voor bestaanszekerheid

§ 1. Er wordt een aanvullende vergoeding toegekend aan de oudere werknemers die hun arbeidsduur in het kader van cao nr. 103 van 27 juni 2012 vermin¬deren met 1/5.

Deze vergoeding wordt toegekend vanaf 60 jaar of vanaf 55 jaar in de gevallen bepaald in cao nr. 156 en nr.157 van 15 juli 2021, en dit voor onbepaalde duur.

§ 2.A) Vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 kunnen arbeiders aanspraak maken op een te¬rugbetaling van de kosten voor kinderopvang door het fonds voor bestaanszekerheid.

Deze terugbetaling geldt voor de kosten voor op¬vang van kinderen tot de leeftijd van 3 jaar in een gezins- of groepsopvang die wordt erkend door Kind & Gezin of l'Office de la Naissance et l'Enfance en bedraagt € 3 per dag/per kind, met een maximum van € 300 per jaar/per kind.

Deze terugbetaling gebeurt op basis van het fiscaal attest, volgens de voorwaarden die van toepassing zijn tijdens het kalenderjaar waarin de kinderopvang heeft plaatsgevonden.

§ 2.B) Vanaf 1 januari 2022 tot 31 december 2024 kunnen arbeiders aanspraak maken op een terugbe-taling van de kosten voor kinderopvang door het fonds voor bestaanszekerheid.

Deze terugbetaling geldt voor de kosten voor opvang van kinderen tot de leeftijd van 3 jaar in een gezins- of groepsopvang die wordt erkend door Kind & Gezin of l'Office de la Naissance et l'Enfance en voor kinderen die op de dag van de opvangactiviteit jonger zijn dan 14 jaar (of jonger dan 21 jaar zijn, als het kind een zware handicap heeft) in het kader van voorschoolse en naschoolse opvang, voor opvang voorzien door een instelling of opvangvoorziening die rechtstreeks erkend, gesubsidieerd of gecontro¬leerd wordt door een openbaar bestuur.

Deze terugbetaling bedraagt € 4 per dag/per kind, met een maximum van € 400 per jaar/per kind en gebeurt op basis van het fiscaal attest volgens de voorwaarden die van toepassing zijn tijdens het ka¬lenderjaar waarin de kinderopvang heeft plaatsge¬vonden.

§ 3. Vanaf 1 december 2021 worden alle aanvul¬lende vergoedingen geïndexeerd op basis van de reële loonindexeringen op 1 januari 2020 en op 1 janu¬ari 2021 (de sociale index van de maand december van het voorgaande kalenderjaar wordt vergeleken met de sociale index van de maand december van het kalenderjaar daarvoor).

Door deze berekening, met name 0,71 % op 1 januari 2020 en 0,90 % op 1 januari 2021, worden de aan¬vullende vergoedingen met 1,62 % geïndexeerd.

Hierdoor worden de aanvullende vergoedingen vanaf 1 december 2021 als volgt verhoogd:

- Aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloos¬heid: € 11,82 per werkloosheidsuitkering en € 5,91 per halve werkloosheidsuitkering;

- Aanvullende vergoeding bij volledige werkloos¬heid: € 6,22 per werkloosheidsuitkering en € 3,11 per halve per werkloosheidsuitkering;

- Aanvullende vergoeding bij volledige werkloos¬heid voor oudere werklozen: € 6,22 per werk-loosheidsuitkering en € 3,11 per halve werkloos¬heidsuitkering;

- Aanvullende vergoeding bij arbeidsongeschikt¬heid: € 1,76 per RIZIV-uitkering en € 0,87 per halve RIZIV-uitkering;

- Aanvullende vergoeding bij arbeidsongeschikt¬heid voor oudere zieken: € 8,60 per RIZIV-uitkering en € 4,30 per halve RIZIV-uitkering;

- Aanvullende vergoeding bij sluiting: € 308,95 +15,56/jaar met een maximum van € 1018,93;

- Aanvullende vergoeding bij halftijds tijdskrediet: € 77,23/maand;

- Aanvullende vergoeding bij 1/5de landingsbaan: € 30,90/maand;

- Aanvullende vergoeding bij zachte landingsbaan: € 162,59/maand.

Art. 9. Eindejaarspremie

De eindejaarspremie van de 467-bedrijven, de on¬dernemingen die ressorteren onder het Paritair Sub-comité voor de elektriciens: installatie en distributie en aangesloten zijn bij de Federatie van de Elektrici-teit en de Elektronica, zal geïntegreerd worden in het algemeen systeem van de eindejaarspremie van de 067-bedrijven, betaald door het Fonds voor be¬staanszekerheid en dit met toepassing vanaf 1 janu-ari 2022.

Er zal een technische werkgroep geïnstalleerd wor¬den om deze integratie tot stand te brengen.

Art. 10. - Mobiliteitsvergoedingen

§ 1. Vanaf 1 januari 2022 wordt het aantal kilometers voor de toekenning van de dag mobiliteitsverlof, zo¬als bepaald in artikel 10, §2 van het nationaal ak¬koord 2019-2020, verlaagd naar 40.000km per jaar. Deze extra dag betaalde vakantie wordt toekend in het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het aantal km werd bereikt.

§ 2. De ondernemingen kunnen vanaf 1 januari 2022 de dag mobiliteitsverlof omzetten in een terugke-rend gelijkwaardig voordeel.

Bij de omzetting dient rekening gehouden te worden met de effectieve bruto uurlonen (met inbegrip van de eindejaarspremies, de ploegenpremies, het over¬loon, enz.) alsook met bijhorende sociale lasten (So-ciale Zekerheidsbijdragen werkgever en andere soci¬ale lasten).

De procedure voor de omzetting naar het terugke¬rend gelijkwaardig voordeel verloopt in onderne¬mingen met een vakbondsafvaardiging via een col¬lectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak.

De procedure voor de omzetting van het terugke¬rend gelijkwaardig voordeel verloopt in onderne¬mingen zonder een vakbondsafvaardiging via een schriftelijk akkoord tussen de werkgever en de arbei¬der.

2. Vorming en opleiding

Art. 11. - Groeipad

Zoals voorzien in de wet van 5 maart 2017 betref¬fende werkbaar en wendbaar werk (BS van 15 maart 2017) engageren de sociale partners zich om te stre¬ven naar een groeipad op het vlak van vorming en opleiding.

Art. 12. - Recht op vorming en opleiding

1. Collectief recht

Vanaf 1 januari 2022 verhoogt het collectief recht op vorming en opleiding naar 3 dagen gemiddeld per voltijds equivalent per kalenderjaar en dit voor alle ondernemingen in de sector.

Binnen dit collectief recht kan 1 dag opgenomen worden in uren, met een minimum van 2 uren.

2. Individueel recht

Elke arbeider heeft sinds januari 2016 een individu¬eel en afdwingbaar recht op 1 dag permanente vor-ming per jaar, op voorwaarde dat de arbeider het voorbije jaar geen opleiding heeft gevolgd bij de be-trokken werkgever.

Art. 13. - Scholingsbeding

In uitvoering van artikel 22bis, § 1, tweede lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsover-eenkomsten, worden opleidingen waarvoor aan de werkgever een premie werd betaald door Volta en verplichte opleidingen uitgesloten van de toepassing van het scholingsbeding, tot 30 juni 2023.

Art. 14. - Bedrijfsopleidingsplannen

De sociale partners spreken een procedure af die, vanaf 1 januari 2022, moet worden gevolgd bij wei-gering van de werknemersdelegatie in de onderne¬mingsraad om een door de werkgever voorgesteld bedrijfsopleidingsplan goed te keuren.

Deze procedure verloopt als volgt:

De bedrijven leggen de bedrijfsopleidingsplannen aan de ondernemingsraad voor. De besprekingen vangen aan vóór 15 november van het voorafgaande kalenderjaar en worden bij voorkeur afgerond op 1 februari. De voorstelling van het bedrijfsopleidings¬plan dient genotuleerd te worden in het verslag van de ondernemingsraad.

Partijen kunnen voor opmaak van een bedrijfsoplei¬dingsplan beroep doen op de begeleiding van Volta vzw.

Het bedrijfsopleidingsplan dient paritair te worden goedgekeurd en aan Volta worden overgemaakt, bij voorkeur voor 15 februari en kan nadien nog worden aangevuld of gewijzigd in onderling overleg.

Wanneer de werknemersdelegatie weigert het door de werkgever voorgestelde bedrijfsopleidingsplan goed te keuren, zal zij, binnen de maand na de voor¬stelling van het bedrijfsopleidingsplan aan de onder-nemingsraad, schriftelijk haar redenen meedelen in een rapport aan de werkgever. Het rapport wordt ondertekend door de afgevaardigden van elke vak¬organisatie die weigert het voorgestelde opleidingsplan goed te keuren. De redenen mogen enkel vormingsgerelateerd zijn.

Bij ontstentenis van deze schriftelijk gemotiveerde weigering, ten laatste 3 maanden na de voorstelling door de werkgever, wordt het bedrijfsopleidingsplan geacht paritair te zijn goedgekeurd.

Na een gemotiveerde weigering trachten de part¬ners op ondernemingsvlak tot een consensus te ko¬men. Indien dit niet lukt binnen de 3 maanden na de gemotiveerde weigering, kan de werkgever het rap¬port overmaken aan zijn werkgeversfederatie.

De werkgeversfederatie legt het rapport voor aan het Uitvoerend Comité van Volta. Het Uitvoerend Comité heeft de bevoegdheid om het bedrijfsoplei¬dingsplan goed of af te keuren. De beslissing die una-niem moet zijn, wordt genomen binnen de 30 dagen na de voorlegging door de werkgeversfederatie.

In het geval er geen Uitvoerend Comité gepland is binnen de termijn van 30 dagen na voorlegging van het rapport, kan de bespreking tussen de leden van het Uitvoerend Comité ook gebeuren via email en/of telefoon.

Art. 15. - Tewerkstelling en opleiding risicogroepen

De artikelen 2, 3, 4 en 14 van de collectieve arbeids¬overeenkomst van 11 september 2019 inzake vor-ming, innovatie, technologische dienst- en advies¬verlening, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie, geregistreerd op 30 september 2019 onder het nummer 154.079/CO/149.01, worden vanaf 1 december 2021 tot en met 30 juni 2023 verlengd.

Arbeidsorganisatie

Art. 17. - Tewerkstellingsbevorderende maatre¬gel

De ondernemingen kunnen in het geval van her¬structurering of indien de arbeidsorganisatie kan versoepeld worden, via een collectieve arbeidsover¬eenkomst de tewerkstelling bevorderen door onder meer collectieve arbeidsduurvermindering toe te passen.

Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de be¬staande wettelijke en decretale aanmoedigingspre¬mies en de omzetting van de loonsverhogingen.

Art. 18. - Vrijwillige overuren en interne grens

§ 1. Onder voorbehoud van de inwerkingtreding van een wet , waarover een principieel akkoord bestaat tussen de regering en de sociale partners, tot uitvoe¬ring van het sociaal akkoord in het kader van de in¬terprofessionele onderhandelingen voor de jaren 2021-2022 en waarbij het aantal vrijwillige over¬uren, als bedoeld in artikel 25bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 zou verhoogd worden, kan in een onderneming voor de periode 1 december-2021 tot en met 31 december 2022:

het aantal vrijwillige overuren worden verhoogd van 120 u tot maximum 180 u per kalenderjaar, mits een cao op ondernemingsvlak wordt geslo¬ten met alle vakorganisaties vertegenwoordigd in de vakbondsafvaardiging.

De verhoging van het aantal vrijwillige overuren kan in ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging ook gebeuren door het voorafgaandelijk indienen van een toetredings¬akte bij de Griffie van de algemene directie Col¬lectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, met kopie aan de voorzitter van het Paritair Subcomité.

Bovenop de 180 gewone vrijwillige overuren kunnen nog 40 relance-uren gepresteerd wor¬den.

§ 2. Indien de onderneming het aantal gewone vrij¬willige overuren niet verhoogt, dan kan men onder voorbehoud van een wet , waarover een principieel akkoord bestaat tussen de regering en de sociale partners, tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelin¬gen voor de jaren 2021-2022 en waarbij het aantal vrijwillige overuren, als bedoeld in artikel 25bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 zou verhoogd worden, in een onderneming bijkomend 120 vrijwil¬lige uren tijdens kalenderjaar 2021 en tijdens kalen¬derjaar 2022 presteren.

Deze bijkomende vrijwillige overuren worden relance-uren genoemd.

§ 3. De bepalingen die werden opgenomen in artikel 18 §1. en §2. kunnen niet gecumuleerd worden.

§ 4. In toepassing van artikel 26 bis § 1bis van de Ar¬beidswet van 16 maart 1971, worden tijdens de pe¬riode van 1 december 2021 tot en met 30 juni 2023 de eerste 60 vrijwillige overuren niet meegeteld in de totale duur van de verrichte arbeid bedoeld in ar¬tikel 26 bis § 1bis.

§ 5. De toepassing van dit artikel is beperkt tot de periode van 1 december 2021 tot en met 31 decem¬ber 2022, met uitzondering van § 4, die buiten wer¬king treedt op 30 juni 2023.

Opmerking

Een collectieve arbeidsovereenkomst inzake over¬uren zal in die zin worden opgesteld, vanaf 1 decem¬ber 2021 tot 31 december 2022, met uitzondering van het artikel betreffende het aantal vrijwillige overuren dit niet meegeteld worden in de totale duur van de verrichte arbeid bedoeld in artikel 26 bis § 1bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971, dat bui¬ten werking zal treden op 30 juni 2023.

Art. 19. - Nieuwe arbeidsregelingen

Op ondernemingsvlak kunnen afspraken worden ge¬maakt omtrent nieuwe arbeidstijdstelsels, rekening houdend met de principes en regels van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 geslo¬ten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de in¬voering van nieuwe arbeidsregelingen in de onder¬nemingen.

Opmerking: Dit artikel is van toepassing vanaf 1 december 2021 tot en met 30 juni 2023.

Art. 20. Outplacement

De collectieve arbeidsovereenkomst inzake outpla¬cement, sectorale tewerkstellingscel en informatie/oriëntatie van 11 september 2019, geregistreerd op 30 september 2019 onder het nummer 154.076

Loopbaanplanning

Art. 21. Tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen

In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkom¬sten nr. 156 en nr. 157 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021 tot vaststelling voor de periodes van respectievelijk 1 januari 2021 tot en met 31 decem¬ber 2022 en van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023 en van het interprofessioneel kader voor de verlaging van de leeftijdsgrens, voor wat de toegang tot het recht op uitkeringen voor een landingsbaan betreft, voor werknemers met een lange loopbaan, zwaar beroep of uit een onderneming in moeilijkhe¬den of herstructurering, wordt de leeftijd op 55 jaar gebracht voor arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5 of tot een halftijdse betrekking in het kader van een landingsbaan na 35 jaar loop¬baan of in een zwaar beroep.

Art. 22. - Stelsels werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)

Volgende collectieve arbeidsovereenkomsten in¬zake de verschillende stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag werden reeds afgesloten op 24 au¬gustus 2021:

• Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, geregistreerd op 14 september 2021 onder het nummer 167.021/CO/149.01. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2021 en treedt buiten werking op 30 juni 2023.v

• Vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid (2021-2022), geregistreerd op 14 september 2021 onder het nummer 167.023/CO/149.01. Deze collectieve arbeids¬overeenkomst treedt in werking op 1 juli 2021 en treedt buiten werking op 31 december 2022.

• Vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid (2023-2024), geregistreerd op 14 september 2021 onder het nummer 167.022/CO/149.01. Deze collectieve arbeids¬overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2023 en treedt buiten werking op 31 december 2024.

• Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere mindervalide werkne¬mers en werknemers met ernstige lichamelijke problemen, geregistreerd op 14 september 2021 onder het nummer 167.020/CO/149.01. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2021 en treedt buiten wer¬king op 30 juni 2023.

Inspraak en overleg

Art. 23. - Statuut vakbondsafvaardiging

Indien er zich problemen voordoen met betrekking tot de werking van de syndicale afvaardiging (artikel 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuut vakbondsafvaardigingen), en er op onderne-mingsniveau geen oplossing bereikt wordt, kan de meest gerede partij dit probleem voorleggen aan de woordvoerders van de betrokken patronale en/of werknemersorganisaties. De woordvoerders enga-geren zich om binnen een redelijke termijn van twee maanden na deze melding naar een oplossing te zoe¬ken voor het gestelde probleem.

Sociale vrede

Art. 27. - Sociale vrede

De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tij¬dens de duur van onderhavige overeenkomst. Bijge-volg zal op nationaal of regionaal vlak of op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collec-tieve aard gesteld, aangemoedigd of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze overeenkomst uit te breiden of die van aard zou zijn de loonkosten van de ondernemingen te verhogen.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 kan er echter op ondernemingsniveau onderhandeld wor-den over een verhoging van de coronapremie tot maximum 500 euro en dit uiterlijk op 15 december 2021.

Art. 28. - Duur

§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022, tenzij anders be¬paald.

§ 2. De artikelen die van toepassing zijn voor onbe¬paalde duur kunnen worden opgezegd mits een op-zeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Pa-ritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie en aan de ondertekenende organisaties.

§ 3. De artikelen die van toepassing zijn op het soci¬aal fonds voor onbepaalde duur kunnen worden op-gezegd mits een opzeggingstermijn van zes maan¬den, betekend per aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elek¬triciens: installatie en distributie en aan de onderte-kenende organisaties.

Art. 29

Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 decem¬ber 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereen-komsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve ar-beidsovereenkomst, de handtekeningen van de per¬sonen die deze aangaan namens de werknemersor-ganisaties enerzijds en namens de werkgeversorga¬nisaties anderzijds, vervangen door de, door de le¬den goedgekeurde en door de voorzitter en de se¬cretaris ondertekende, notulen van de vergadering

Bijlage aan het nationaal akkoord 2021-2022: jongerenlonen-paritaire verklaring

De sociale partners van de sector elektriciens verklaren hierbij niet akkoord te kunnen gaan met de herinvoering van de loondegressiviteit voor zij die de arbeidsmarkt betreden en jonger dan 21 jaar zijn.

Dit is volgens hen niet de manier om jeugdwerkloos¬heid aan te pakken. Dergelijke maatregel is nefast voor een sector die aantrekkelijk wenst te zijn voor jongeren die gekozen hebben voor een technische of een beroepsopleiding. Daarom heeft de sector zelf enkele jaren geleden beslist om de loondegressiviteit voor jongeren af te schaffen.

Als sector zijn wij steeds bereid om op een construc¬tieve manier mee te werken om een werkbare oplos¬sing te vinden waarbij de kern van het probleem kan worden aangepakt.

Guest User