PC 200- Tussenkomst in de verplaatsingskosten

Bedienden, tewerkgesteld onder pc 200, het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, kunnen onder de hierna vermelde voorwaarden, aanspraak maken op een tussenkomst in de verplaatsingskosten.

Vanaf 1 juli 2020 dient verplicht een fietsvergoeding te worden toegekend aan de bedienden die zich met de fiets naar het werk verplaatsen. Tevens is geen minimale afstand meer vereist voor de tussenkomst met andere gemeenschappelijke vervoermiddelen.

Gemeenschappelijk openbaar treinvervoer

De tussenkomst van de werkgever in het door de NMBS georganiseerd treinvervoer, bedraagt 80% van de prijs van het gebruikte vervoersbewijs van de treinkaart in de 2e klasse voor de overeenstemmende afstand en dit vanaf de eerste kilometer.

Aan de ondernemingen wordt aanbevolen om zonder bijkomende kosten een derde- betalersregeling voor het treinvervoer af te sluiten met de NMBS, waarbij de overige 20% door de overheid ten laste worden genomen zodat de bediende kan genieten van kosteloos woon-werkverkeer met de trein.

Ander gemeenschappelijk openbaar vervoer: bus, metro, tram …

Voor wat betreft het gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer, wordt de bijdrage van de werkgever in de prijs van de abonnementen volgens de hierna vastgestelde modaliteiten:

-       wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat, wordt de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het gebruikte vervoerbewijs, zonder evenwel 75% van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden;

-       wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 71,8% van de effectief door de werknemer betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag van de werkgeverstussenkomst voor een afstand van 7 kilometer te overschrijden.

Gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer

In geval de werknemer gebruik maakt van een combinatie van de trein en één of meerdere andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen dan de trein, en er wordt slechts één vervoerbewijs afgeleverd voor het geheel van de afstand - zonder dat in dit vervoerbewijs een onderverdeling wordt gemaakt per gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel - wordt de bijdrage van de werkgever berekend op basis van een tabel met forfaitaire bedragen.

In elk ander geval dat de werknemer meer dan één gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt, wordt de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afstand als volgt berekend: nadat met betrekking tot elk afzonderlijk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel waarvan de werknemer gebruik maakt de bijdrage van de werkgever is berekend, worden de aldus bekomen bedragen bij elkaar opgeteld om de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afgelegde afstand vast te stellen.

Fietsvergoeding

Voor de bedienden die regelmatig gebruik maken van de fiets om zich te verplaatsen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling wordt de werkgeverstussenkomst onder de vorm van fietsvergoeding, met ingang van 1 juli 2020 vastgesteld op € 0,10 per effectief met de fiets afgelegde kilometer met een maximum van € 4 (max. 40 km heen en terug) per arbeidsdag.

De bedoelde bedienden leggen aan hun werkgever een ondertekende verklaring voor waarin zij verklaren dat zij bij de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling regelmatig gebruik maken van de fiets. Zij delen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd mee.

De werkgever mag op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt.

De fietsvergoeding is niet cumuleerbaar met andere tussenkomsten op het woon-werktraject, met uitzondering van de tussenkomst in het openbaar vervoer.

De modaliteiten van de toekenning van de fietsvergoeding worden vastgelegd op ondememingsvlak.

Andere vervoermiddelen

De werkgever is slechts gehouden een tussenkomst in het woon- werkverkeer te doen voor bedienden die hun eigen vervoermiddel gebruiken en wiens jaarlijkse bruto bezoldiging € 27.750[1] niet verschrijdt.

Bedienden die hun eigen vervoermiddel gebruiken om zich te verplaatsen over een afstand gelijk aan of groter dan 3 kilometer, leggen aan de werkgever een verklaring op eer voor waarin zij verklaren een ander dan een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel te benutten om zich van de woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling te begeven. Zij delen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd mee. De werkgever mag op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt.

De bijdrage van de werkgevers is gelijk aan 50% van de prijs van een treinkaart geldig voor 1 maand in 2e klas voor het overeenstemmend aantal kilometers vermeld in de verklaring.  

Voor de bedienden die geen gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruiken, wordt de bijdrage enkel betaald voor de aanwezige werkdagen zonder andere modaliteiten.

Het in aanmerking te nemen aantal kilometers wordt in gemeenschappelijk akkoord op ondernemingsvlak vastgesteld. In geval van betwisting wordt verwezen naar het Boek der wettelijke afstanden goedgekeurd bij koninklijk besluit van 15 oktober 1969 tot vaststelling der wettelijke afstanden, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 juli 1970.

Vervoer georganiseerd door de ondernemingen, met financiële deelneming van de bedienden of vervoer uitsluitend op eigen kosten georganiseerd door de ondernemingen, voor een gedeelte van het traject

In geval het transport is georganiseerd door de werkgever, met de financiële deelneming van de bedienden, of indien de werkgever een gedeelte van het traject uitsluitend op eigen kosten heeft georganiseerd, dient, wat zijn bijdrage in de kosten van vervoer der werknemers betreft, een oplossing te worden gezocht die is ingegeven door de bepalingen van de sectorale cao.

De terugbetaling

De bijdrage van de werkgevers in de door de bediende gedragen vervoerskosten zal maandelijks betaald worden.

De bedienden leggen aan de werkgevers een ondertekende verklaring voor waarin verzekerd wordt dat zij geregeld over een afstand gelijk aan of hoger dan 3 kilometer een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel benutten om zich van hun woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling te begeven; bovendien preciseren zij, indien mogelijk, het aantal effectief gereden kilometers. Zij zullen ervoor zorgen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd mede te delen. De werkgevers mogen op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt.

Wat het gemeenschappelijk openbaar vervoer betreft zal de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten betaald worden op voorlegging van de vervoerbewijzen, uitgereikt door de NMBS en/of de andere maatschappijen van gemeenschappelijk openbaar vervoer.

Voor de bedienden die geen gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruiken, wordt de bijdrage enkel betaald voor de aanwezige werkdagen zonder andere modaliteiten.

De bedragen die gelden als tussenkomst in de verplaatsingen zijn niet onderworpen aan sociale bijdragen. In principe vormt de tussenkomst een belastbare bezoldiging voor de werknemer. Echter, indien de werknemer kiest voor forfaitaire beroepskosten bij de aangifte in de personenbelasting,

-          dan is bij het gemeenschappelijk openbaar vervoer, de volledige ten lastename door de werkgever vrijgesteld van belasting;

-          dan is bij collectief vervoer georganiseerd door de werkgever, een bedrag dat maximum gelijk is aan de prijs van een treinabonnement eerste klas vrijgesteld van belasting;

-          dan is bij verplaatsingen met de fiets een bedrag van maximum 0,24€ per kilometer, en dit zonder beperking, vrijgesteld van belasting indien u deze vrijwillig zou toekennen;

-          dan is bij een ander vervoermiddel (auto, moto, …) een bedrag van maximaal 410€ per jaar (inkomsten 2020) vrijgesteld van belasting of een maandelijkse vrijstelling in de bedrijfsvoorheffing van 34,20€.


[1] Bedrag van toepassing vanaf 1 januari 2018.

An Wuytack